De Stichting Academisch Erfgoed (SAE) is een samenwerkingsverband van de Universiteit van Amsterdam, de Technische Universiteit Delft, de Technische Universiteit Eindhoven, de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Leiden, de Radboud Universiteit Nijmegen, Tilburg University, de VU Amsterdam, de Wageningen UR, Universiteit Utrecht, en Universiteit Twente. Museum Boerhaave is geassocieerd deelnemer van de SAE.
De SAE fungeert als netwerk voor erfgoedbeheerders aan de universiteiten, werft subsidies voor gemeenschappelijke initiatieven en behartigt de belangen van het academisch erfgoed in het bestuurlijke circuit.
Achtergrond
Universitaire collecties zijn het bijproduct van jaren, zo niet eeuwen wetenschappelijk onderzoek en onderwijs en van de rijke universitaire tradities. Maar in tegenstelling tot musea hebben universiteiten het beheren van de collecties niet als kerntaak. In 1995 zagen de vier ‘klassieke’ universiteiten (UL, RUG, UU, UvA) zich genoodzaakt de noodklok te luiden. Een structureel tekort aan middelen maakte het onmogelijk het academisch erfgoed in hun bezit adequaat te beheren. Zij publiceerden een brochure onder de naam Universitaire collecties en cultuurschatten. Daarin drongen zij aan op de oprichting van een fonds om het achterstallige behoud te kunnen uitvoeren.
Om het academisch erfgoed
Aan de noodkreet van deze universiteiten werd gehoor gegeven: in 1996 verscheen het rapport: Om het academisch erfgoed, van het ministerie van Onderwijs, Cultuur enWetenschap (OC&W) en de Adviesgroep van de Rijksdienst voor Beeldende Kunst, onder leiding van Frans Grijzenhout, tegenwoordig hoogleraar van de leerstoelgroep Cultuurgeschiedenis van Europa (UvA). Hiervoor werd een landelijke inventarisatie gemaakt van de Nederlandse academische collecties, de beherende instituten en de staat van de objecten. De conclusie van de adviesgroep was als volgt: ‘Wij raden de Staatssecretaris van OCenW aan een fonds van nader vast te stellen omvang te vormen waaruit, voor een nader vast te stellen termijn en op nader vast te stellen voorwaarden, subsidies kunnen worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de verbetering van de staat van conservering van vooraanstaande academische collecties.’
The Dutch approach
In 1997 besloot staatssecretaris Nuis van OCenW vervolgens een budget van 12 miljoen gulden beschikbaar te stellen, met in 2001 een vervolgsubsidie van 1,6 miljoen euro. De subsidie werd bij de Mondriaan Stichting ondergebracht. De vier klassieke universiteiten en de TU Delft traden in overleg met de Mondriaan Stichting. Dit leidde tot een aanpak die uniek was en tot over de grenzen bekend werd als ‘the Dutch Approach’.
Eerst werd er op collectieniveau geselecteerd; welke deelcollecties moesten behouden blijven en welke konden worden afgestoten? Na deze grove selectie kon men per deelcollectie op objectniveau selecteren: welke objecten bleven en welke werden afgestoten? Wat behouden werd kon vervolgens geconserveerd worden. In afstemming met de Stichting Academisch erfgoed (in 2000 hiertoe in het leven geroepen) werd gekeken of de Mondriaan Stichting het project wilde ondersteunen.
In 2007 werd het laatste project van deze ‘Nuisgelden’ afgerond. In tien jaar tijd is er een indrukwekkende hoeveelheid werk verzet op het gebied van conservering en later op het gebied van digitalisering. Afsluitend verscheen de publicatie “Universitaire collecties in Nederland”, samengesteld door Tiny Monquil-Broersen.
En nu?
De Stichting Academisch erfgoed wordt niet structureel gesubsidieerd, en bestaat dankzij de deelnemersbijdrage van de aangesloten Universiteiten. Nadat de Nuisgelden eenmaal waren uitgegeven, is besloten dat de samenwerking in de stichting zo waardevol is, dat haar bestaan voortgezet moet worden.
Daarmee zijn de projecten van de SAE bescheidener van omvang geworden dan enkele jaren terug, maar niet minder belangrijk.
Het streven is de verbinding te vormen tussen de collectiebeheerders – bijvoorbeeld door het organiseren van expertbijeenkomsten en een jaarlijks landelijk symposium. De SAE fungeert als netwerk voor erfgoedbeheerders aan de universiteiten, werft subsidies voor gemeenschappelijke initiatieven en behartigt de belangen van het academisch erfgoed in het bestuurlijke circuit.